Erik Erikson's theorie van psychosociale ontwikkeling

Persoonlijkheidsontwikkeling volgens Erikson's psychosociale theorie behelst het oplossen van vitale conflicten tussen twee krachten waar spanning tussen bestaat.
Erik Erikson's theorie van psychosociale ontwikkeling

Laatste update: 04 december, 2021

De geleidelijke ontwikkeling van mensen is altijd een onderwerp van belangstelling geweest voor de psychologie. De verschillende stromingen leggen de nadruk op het ene of het andere aspect. Eén van de bekendste voorstellen is die van Erik Erikson, met zijn theorie van psychosociale ontwikkeling.

Een van de interessantste punten die in dit postulaat verwerkt zijn, is de psychosociale visie en de uitgebreide benadering van de ontwikkeling van de persoonlijkheid gedurende de hele levensloop. Laten we daarom eens kijken waar dit over gaat.

Wat is Erik Erikson’s theorie van psychosociale ontwikkeling?

Erikson belicht het idee dat ontwikkeling een progressief verschijnsel is, van waaruit mensen verschillende stadia doorlopen om te worden wat ze zijn. Vanuit de 8 opeenvolgende stadia ontdekken ze de identiteit van het zelf, komen ze tot de erkenning van zichzelf en leggen ze een interrelatie met anderen.

Op zijn beurt stelt de auteur dat elk van deze stadia een reeks conflicten of crises voor de subjecten voorstelt. Succesvolle oplossing van deze conflicten maakt het mogelijk dat ze begiftigd worden met bepaalde bekwaamheden of sterke punten die hen hun leven lang van dienst zullen zijn. Het niet oplossen van deze conflicten kan daarentegen aanleiding geven tot bepaalde moeilijkheden wanneer het erop aankomt in de toekomst tegenspoed het hoofd te bieden.

Erik Erikson's theorie van psychosociale ontwikkeling

De stadia van de theorie van de psychosociale ontwikkeling

De stadia (Spaanse link) die Erikson voorstelt worden gekenmerkt door het handhaven van een spanningsverhouding tussen twee krachten in ontwikkeling, die de subjecten uitdagen deze vervolgens op te lossen. De eerste 4 zijn gericht op de kindertijd en de overige 4 op de adolescentie en de volwassenheid.

Stadium 1 van de theorie van de psychosociale ontwikkeling: basisvertrouwen tegenover wantrouwen (0 tot 18 maanden)

Dit stadium is heel belangrijk. Op basis van de relatie met hun ouders en hun referentiefiguren begint het kind namelijk de grondslagen te leggen om relaties te begrijpen.

Uit de antwoorden die ze krijgen, maken ze vervolgens op dat ze belangrijk zijn en dat men aan hun behoeften tegemoet zal komen. Bovendien leren ze zichzelf kennen en hun gevoelens te herkennen en er belang aan te hechten. Op deze leeftijd beginnen ook de grondslagen van gehechtheid gelegd te worden.

Stadium 2: autonomie tegenover schaamte en twijfel (tussen 18 maanden tot 2 of 3 jaar)

Hier begint het kind te oefenen met het nemen van eigen beslissingen. Ze oefenen hun autonomie uit de verkenning van de wereld, zowel als uit hun eerste “nee”.

Het is echter belangrijk dat ouders overbescherming vermijden. In plaats daarvan moeten ze die nieuwsgierigheid aanmoedigen die hun kind in staat stelt zekerheid te verwerven.

Stadium 3: initiatief tegenover schuldgevoel (3 tot 6 jaar)

Het kind brengt ook zijn eigen initiatieven in de praktijk en het is het beste zijn nieuwsgierigheid te koesteren.

Steeds meer begint het kind met leeftijdgenoten om te gaan als het bepaalde gedragsnormen internaliseert. Deze laten hen weten dat ze verantwoordelijk zijn voor hun gedrag in het bijzijn van anderen. Dat wil zeggen, ze kunnen anderen kwetsen. En als ze dat doen, moeten ze zich verontschuldigen.

Stadium 4: ijver tegenover minderwaardigheid (5 tot 13 jaar)

Taken die inspanning vragen worden hier benadrukt. Beetje bij beetje begint spel aan belang in te boeten en wordt deze rol overgeheveld naar die activiteiten van grotere inzet of die ‘productiever’ zijn.

In dit stadium is het ook belangrijk een evenwicht te bewaren tussen wat ze doen en wat anderen van hen verwachten.

Tegelijk valt in dit stadium de consolidatie van eigenwaarde op ten opzichte van de verwezenlijking van de doelstellingen en het gevoel van minderwaardigheid wanneer dat niet gebeurt. Daarom is het heel belangrijk de kleintjes te begeleiden van tolerantie tegenover frustratie en het beheersen van emoties.

Stadium 5: identiteit tegenover identiteitsverwarring (12-20 jaar)

In dit stadium wordt de persoonlijkheid versterkt. Daarom heeft de crisis die het kind doormaakt te maken met “wie ben ik?“. De spanningen met de ouders beginnen. Want, de adolescent probeert voor zichzelf te antwoorden en zijn eigen smaak en interesses vast te stellen.

Stadium 6: intimiteit tegenover isolement of liefde (tussen 20 en 30 jaar)

Hier gaat het om het aangaan van relaties van nabijheid tegenover afstand met andere mensen. Dit impliceert onder andere de mogelijkheid om zich bij anderen op zijn gemak te voelen en vertrouwen met hen te ervaren. Wie er niet in slaagt deze crisis op te lossen, kan naar oppervlakkige relaties neigen.

Stadium 7: generativiteit tegenover stagnatie (30 tot 50 jaar)

Dit is een tijd waarin mensen overwegen meer tijd met het gezin door te brengen. Ze vragen zich echter soms af of ze wel genoeg gedaan hebben. Of dat ze achterop geraakt zijn met hun persoonlijke doelen.

Stadium 8: integriteit van jezelf en wijsheid tegenover hopeloosheid (na je 50e)

Dit verwijst naar de mogelijkheid van de volwassene om met trots naar zijn verleden en zijn heden te kijken. Met het vermogen om zijn prestaties en mislukkingen met wijsheid te erkennen. Wie er echter niet in slaagt dit conflict te overwinnen blijft beneveld door bitterheid, nostalgie en wanhoop over wat hij niet bereikt heeft.

De manier waarop mensen kunnen omgaan met de veranderingen die samenhangen met ouder worden hangt af van hoe de weg en de kracht van hun zelf.

Mensen lossen samen problemen op

Enkele aspecten om in gedachten te houden bij psychsociale ontwikkeling

Allereerst denkt Erikson niet in termen van polaire tegenstellingen en uitsluitingen. Daarom is het belangrijk te leren vertrouwen. Maar het is even belangrijk om attent te zijn op bepaalde situaties.

Een van de belangrijkste verschillen tussen Erikson’s stadia en die van Freud is dat de eerste niet beperkt blijven tot de adolescentie, maar doorlopen tot in de volwassenheid. Dit heeft een reden. Namelijk, dat de groei niet stagneert of ophoudt. Hij gaat namelijk door tot het eind van onze dagen.

Erikson richt zich op zijn beurt niet alleen op de psychoseksuele ontwikkeling zoals Freud. Hij betrekt er ook de psychosociale dimensie bij.

Erik Erikson’s theorie van psychosociale ontwikkeling: een alomvattende benadering

Naast Erikson’s postulaten en de manier waarop hij de stadia ordent, is het de moeite waard te wijzen op de epigenetische benadering die de auteur voorstelt. Deze benadering legt de nadruk op de rol van het individu in combinatie met het sociale domein voor de integrale ontwikkeling van mensen. Dat wil zeggen, hij nodigt ons uit om de onderwerpen in hun context te begrijpen, met alle sterke en zwakke punten die dat met zich mee kan brengen. Zonder twijfel is het een dichter en vollediger model van de menselijke werkelijkheid.


Alle aangehaalde bronnen zijn grondig gecontroleerd door ons team om hun kwaliteit, betrouwbaarheid, actualiteit en geldigheid te waarborgen. De bibliografie van dit artikel werd beschouwd als betrouwbaar en wetenschappelijk nauwkeurig.


  • Bordignon, Nelso Antonio (2005). El desarrollo psicosocial de Eric Erikson. El diagrama epigenético del adulto. Revista Lasallista de Investigación, 2(2),50-63.[fecha de Consulta 10 de Noviembre de 2021]. ISSN: 1794-4449. Disponible en: https://www.redalyc.org/articulo.oa?id=69520210
  • Erikson, Erik. (1968, 1974). Identidad, Juventud y Crisis. Buenos Aires: Editorial Paidós.

Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.