De techniek van modelleren: wat je moet weten
De techniek van modelleren maakt deel uit van Albert Bandura’s theorie van sociaal leren. Deze auteur geloofde dat we leren door de acties van anderen en de resultaten die volgen te observeren.
Deze vorm van observationeel leren, ook wel plaatsvervangend leren genoemd, is gebaseerd op het imiteren van het gedrag van iemand die model staat.
Dit proces vindt dagelijks plaats en is vooral relevant tijdens de kindertijd. Dankzij deze theorie kunnen we begrijpen waarom kinderen doen wat ze zien, in plaats van te doen wat ze gezegd worden.
Meer dan alleen een natuurlijk leerproces, is de techniek van modelleren ook effectief als een therapeutische methode om gedrag aan te passen.
Wat bereikt de techniek van modelleren?
De techniek van modelleren heeft verschillende functies:
- Verwerven van nieuw gedrag dat nog niet in het gedragsrepertoire van de persoon voorkomt. De techniek is bijvoorbeeld zeer effectief geweest in het bevorderen van sociale vaardigheden.
- Het toestaan van gedrag dat werd geblokkeerd door angst en bezorgdheid, zoals in het geval van fobieën. Deze condities zijn met succes behandeld nadat het onderwerp observeert hoe een model de gevreesde situatie behandelt zonder negatieve gevolgen te ondervinden.
- Remmen van overmatig of ongewenst gedrag. Het gedrag wordt aangepast door de persoon bloot te stellen aan het beeld van een model dat de negatieve gevolgen van dat gedrag ondergaat.
Factoren die van invloed zijn op de techniek van modelleren
- De kenmerken van het model. De techniek is effectiever wanneer het model zowel fysiek als qua karakter op de persoon lijkt. We neigen er ook toe om modellen die we als prestigieus beschouwen of die een zekere invloed op ons hebben, te imiteren. Bovendien kunnen bij kinderen de ouders, een broer of zus of een leraar als de primaire modellen dienen.
- De kenmerken van het onderwerp. Als de proefpersonen een sensorisch tekort hebben (zoals blindheid), of als ze een hoge mate van angst hebben, zal het voor hen moeilijker zijn om het gedrag van het model uit te voeren.
- De situatie is ook een belangrijke factor. Het moet de personen nieuwsgierig genoeg maken om op te letten. Bovendien zullen ze eerder geneigd zijn tot imitatie als de situatie onzeker, onbekend of moeilijk is.
Manieren van modelleren
Techniek van modelleren: actief of passief
Bij de eerste imiteert het onderwerp het gedrag na het observeren. In de laatste verwerft de waarnemer het gedrag op een cognitief niveau, maar voert hij dit niet uit.
Participerend of niet-participerend
Dit hangt ervan af of de onderwerpen interactie hebben met het model (zoals gebeurt bij logopedie) of dat ze beperkt zijn tot waarnemen.
Objectief gedrag of gemiddeld gedrag
Afhankelijk van de moeilijkheidsgraad kan een model het uiteindelijke gedrag demonstreren, of verschillende eenvoudigere tussenstappen.
Positieve, negatieve en gemengde modellering
Allereerst wordt met positief modelleren een sociaal passend gedrag aangeleerd. Evenzo observeert de persoon met negatieve modellering een verstorende gedragsvorm. Ten slotte observeert het onderwerp bij gemengde modellering beide soorten gedrag.
Individuele of groepsmodellering
Dit hangt ervan af of er een of meer onderwerpen zijn die het gedrag waarnemen.
Techniek van modelleren: enkel- of meervoudig
Dit hangt af van het aantal modellen dat het gedrag uitvoert dat het onderwerp moet verwerven. Leren is in het tweede geval groter, omdat de waarnemer verschillende gedragsalternatieven te zien krijgt.
Zelf-modelleren
In dit geval zijn de waarnemer en het model dezelfde persoon. Deze techniek heeft veel succes geboekt bij het behandelen van selectieve doofheid, door het gebruik van symbolische zelf-modellering. De waarnemer kan bijvoorbeeld zelf de actie bekijken via videomontages.
Levend, symbolische of verborgen modellering
De waarnemers zouden kunnen worden blootgesteld aan een levend model (een model dat fysiek aanwezig is), een symbolisch model (het model is indirect aanwezig, bijvoorbeeld in verhalen), of verborgen (het subject leerde het gedrag door de prestaties van het model in te beelden).
Bevel- of confrontatiemodellering
Dit is afhankelijk van het competentieniveau van het model. In het eerste geval werkt het model eerst zonder fouten te maken. In het laatste verbetert het model geleidelijk aan zijn of haar prestaties. De tweede soort is efficiënter, omdat de waarnemer beter kan identificeren.
Alle aangehaalde bronnen zijn grondig gecontroleerd door ons team om hun kwaliteit, betrouwbaarheid, actualiteit en geldigheid te waarborgen. De bibliografie van dit artikel werd beschouwd als betrouwbaar en wetenschappelijk nauwkeurig.
- Bandura, A. (1982). Teoría social del aprendizaje. Vergara.
- Manz, C. C., & Sims Jr, H. P. (1981). Vicarious learning: The influence of modeling on organizational behavior. Academy of Management Review, 6(1), 105-113. https://journals.aom.org/doi/abs/10.5465/AMR.1981.4288021