The Strange Situation: verschillende soorten gehechtheid
In 1970 voerde de Amerikaanse psycholoog Mary Ainsworth een experiment uit genaamd The Strange Situation. Het omvatte het bestuderen van kinderen die interactie hebben met hun moeder en met een vreemde volwassene in een onbekende context. In dit artikel leggen we uit waar het experiment The Strange Situation uit bestond, evenals de verschillende soorten gehechtheid die werden waargenomen.
The Strange Situation en de verschillende soorten gehechtheid
The Strange Situation was een onderzoek uitgevoerd door psycholoog Mary Ainsworth in de jaren zeventig. Voor haar onderzoek selecteerde ze verschillende kinderen van twaalf maanden en bestudeerde ze vervolgens het individuele gedrag van elk kind.
Het experiment bestond uit het observeren van de interactie van het kind met zijn moeder en een vreemde in een onbekende context en in de volgende situaties:
- Moeder en kind blijven in dezelfde kamer. Het kind speelt vrijuit en verkent de omgeving terwijl de moeder hem observeert.
- Kort daarna komt er een vreemdeling binnen en raakt de moeder in gesprek.
- De moeder verlaat dan de kamer zonder dat het kind het merkt en de vreemdeling blijft met het kind spelen.
- De moeder komt terug en probeert hem te troosten. De vreemdeling verlaat de kamer.
- Een paar minuten later verlaat de moeder de kamer weer en laat het kind alleen.
- De vreemdeling keert terug. Deze troost het kind, indien nodig, en speelt met het kind.
- Uiteindelijk komt de moeder weer binnen.
In elk van de verschillende situaties observeerde en bestudeerde Ainsworth het volgende:
- De kwaliteit van de relatie tussen het kind en de moeder.
- De reacties van het kind op de scheiding (Engelse link) van de moeder en de hereniging met haar.
- De reactie van het kind op het verschijnen van de vreemdeling.
Een ander aspect dat Ainsworth opmerkte in The Strange Situation was dat de kinderen meer verkenden en speelden in het bijzijn van hun moeder. Dit gedrag nam echter af toen de vreemdeling binnenkwam en vooral toen de moeder vertrok.
Soorten gehechtheid
In dit experiment vond Ainsworth duidelijke individuele verschillen in het gedrag van kinderen. Door deze verschillen kon zij de gedragspatronen van de verschillende soorten gehechtheid beschrijven:
Veilige gehechtheid
Veilige gehechtheid manifesteert zich bij 65-70 procent van de zuigelingen. Kinderen met dit soort gehechtheid gebruiken hun moeder als veilige basis om de omgeving te verkennen. Wanneer de moeder weggaat of verdwijnt, tonen ze angst en ongerustheid.
Bovendien neemt het exploratieve gedrag van het kind af. Wanneer de moeder terugkeert, kalmeert het kind gemakkelijk en zoekt het fysiek contact en gaat vervolgens verder met zijn verkennend gedrag.
Het interne relatiemodel dat het kind opbouwt bij het aangaan van een veilige gehechtheid is gebaseerd op beschikbaarheid en genegenheid. De kenmerken van ouders of verzorgers die van invloed zijn op de ontwikkeling van veilige gehechtheid zijn:
- Ze spelen in op de eisen en behoeften van het kind en interpreteren deze op de juiste manier.
- Ze drukken frequente genegenheid en aandacht uit.
Onveilig-ambivalente gehechtheid
Dit type gehechtheid komt voor met een frequentie van 10-15 procent van de kinderen. Wanneer de gehechtheidsfiguur aanwezig is, tonen kinderen geen interesse in verkenning en blijven dicht bij de moeder uit angst dat ze zal verdwijnen. Als de moeder verdwijnt, toont het kind angst. Wanneer ze echter terugkeert, is hun reactie ambivalent.
In dit geval zal het interne relatiemodel van het kind gebaseerd zijn op het gebrek aan veiligheid en bescherming. De gedragingen die aanleiding geven tot de ontwikkeling van een onveilige-ambivalente hechting zijn:
- Ouders interpreteren of voldoen niet adequaat aan de eisen en behoeften van het kind.
- Ze zijn inconsistent in hun gedrag tegenover het kind.
Onveilig-vermijdende gehechtheid
De frequentie van onveilig-vermijdende gehechtheid komt voor bij 20 procent van de kinderen. Bij dit type gehechtheid vertonen kinderen gewoonlijk geen angst wanneer ze gescheiden zijn van de gehechtheidsfiguur. Het kind is vrij onafhankelijk en negeert de moeder als ze aanwezig is.
Het meest opvallende is dat wanneer de moeder weer verschijnt, ze geen fysiek contact met haar zoeken. Zelfs als hun moeder contact zoekt, wijzen ze de benadering af.
Het interne relatiemodel dat het kind heeft met onveilig-vermijdende gehechtheid is gebaseerd op afstand om afwijzing te voorkomen. Het gedrag van ouders of verzorgers dat de vorming van dit type gehechtheid bevordert, is het volgende:
- Deze verzorgers zijn onverantwoordelijk en niet in staat om de zorg en ondersteuning te bieden die het kind nodig heeft. Vaak wijzen ze hun kinderen af.
- Ze onderhouden weinig contact met hun kinderen en de relaties zijn autoritair en vijandig.
- Ze drukken geen genegenheid of gevoelens uit.
Onveilig-gedesorganiseerde gehechtheid
Dit type gehechtheid komt tot uiting bij 10-12 procent van de kinderen. Het combineert ambivalente en vermijdende gehechtheidspatronen. Kinderen zijn onzeker en gedesoriënteerd als de moeder aanwezig is. Ze benaderen haar maar vermijden oogcontact.
Wanneer ze gescheiden zijn, is hun gedrag verward en ongeorganiseerd. Als de moeder terugkomt, weten ze niet hoe ze moeten reageren; ze tonen verwarring over de vraag of ze haar moeten benaderen of vermijden.
Er is waargenomen dat dit soort gehechtheid vaak voorkomt bij kinderen die hebben geleden onder misbruik en verwaarlozing en die cyclische bescherming, afwijzing en agressie hebben ervaren.
Kinderen die een onveilige, gedesorganiseerde gehechtheid ontwikkelen, bouwen een intern relatiemodel op dat gebaseerd is op onzekerheid en gebrek aan controle. Kenmerken van ouders of verzorgers die de ontwikkeling van veilige gehechtheid beïnvloeden zijn:
- Nalatig gedrag
- Persoonlijkheidsstoornissen
- Cyclisch gedrag van bescherming, afwijzing en agressie