De 6 spelfasen die kinderen doormaken
Er is geen andere activiteit die natuurlijker is voor kinderen dan spelen. In de praktijk zijn kinderen vanaf hun geboorte betrokken bij dit soort activiteiten die niet te maken hebben met overleven, maar eerder met plezier en vermaak. Het verlangen om te spelen is aangeboren en is de sleutel tot leren en persoonlijke ontwikkeling. Daarom willen we het vandaag met je hebben over de 6 spelfasen en waar ze uit bestaan.
Als je twee kinderen van verschillende leeftijden observeert, bijvoorbeeld een tweejarige en een zesjarige, zul je zien dat hun manieren van spelen heel verschillend zijn. Dit kan verwarrend zijn als je niet bekend bent met het idee dat spel zich ontwikkelt.
Het kan dus zijn dat je je kleintje meeneemt naar het park om te socialiseren met andere kinderen en ziet dat hij naar anderen kijkt zonder interactie, of misschien verdwaalt in zijn eigen dynamiek.
Raak in zo’n situatie niet in paniek – je kind heeft waarschijnlijk geen socialisatieprobleem. Het is gewoon wat overeenkomt met hun evolutionaire stadium. Lees verder om erachter te komen waarom.
Ontdek wat de spelfasen van Mildred Parten zijn
Er zijn verschillende manieren om het spel van kinderen te categoriseren en ze zijn allemaal zeer valide en van praktisch nut. Maar een van de meest opvallende is die van de Amerikaanse sociologe Mildred Parten. Haar classificatie (Engelse link) beschrijft verschillende stadia waar het spel van kinderen doorheen gaat, afhankelijk van de mate van socialisatie waarin ze betrokken zijn.
In 1932 gaf Parten zichzelf de taak om de sociale voorbereiding van kleuters te observeren. Ze ontdekte dat het type spel dat zich ontwikkelde verschilde afhankelijk van verschillende variabelen en dat de leeftijd van de kleuters een van de belangrijkste elementen is.
1. Ongeconcentreerd spel
Onbezet spel is typisch voor baby’s en jonge kinderen. Op het eerste gezicht lijkt het alsof ze niet spelen en er helemaal niets gebeurt. Het kind observeert gewoon de omgeving of maakt willekeurige bewegingen.
Ze kunnen ervoor kiezen om een volwassene te volgen of zich richten op het spelen met hun eigen lichaam, bijvoorbeeld in en uit een stoel stappen. Ondanks dat ze speelgoed of activiteiten aangeboden krijgen om te doen, schenken ze er geen aandacht aan of tonen ze geen interesse.
2. Toeschouwend spel
Dit soort spel lijkt op het vorige. In dit geval kijkt het kind echter niet naar alles wat zijn aandacht trekt in de omgeving, maar concentreert het zich op het observeren van hoe een bepaalde groep kinderen speelt.
Daarom blijven ze op een veilige afstand en nemen ze niet deel aan de activiteit, maar ze kunnen wel met ze praten en vragen stellen of suggesties doen. Ze leren eigenlijk over de regels van het spel en sociale interactie.
3. Solitair spel
Dit is een vorm van individueel spel waarbij het kind gefocust is op zijn eigen activiteiten en geen interesse toont in anderen. Ze gebruiken speelgoed dat anders is dan dat van de andere peuters, zelfs als ze heel dicht bij hen zijn, en doen geen poging tot toenadering of communicatie. Over het algemeen leren ze zichzelf te vermaken en zelfvoorzienend te zijn.
4. Spelfasen: parallel spel
Dit is een overgangsfase tussen individueel spel, dat optreedt als het kind nog niet voldoende rijpheid, communicatievaardigheden of participerend of sociaal spel heeft. Het wordt gekenmerkt door baby’s die dicht bij elkaar spelen, hetzelfde speelgoed gebruiken en elkaars handelingen imiteren. Ze concentreren zich echter op hun eigen individuele spel.
5. Associatief spel
In dit geval spelen kinderen al met elkaar en zijn ze geïnteresseerd in interactie met elkaar. Ze delen materialen, praten met elkaar en volgen elkaar op de een of andere manier, maar ze coördineren hun activiteiten niet en creëren individuele producten. Omdat er al een hoge mate van communicatie is, stimuleert dit type spel de ontwikkeling van taal en sociale vaardigheden. Het is typisch voor de vroege stadia van de kleuterschool.
6. Coöperatief spel
De laatste van de 6 fasen heet coöperatief spel en vindt plaats wanneer er een georganiseerde activiteit is waarbij meerdere kinderen betrokken zijn. Er kunnen toneelstukjes worden opgevoerd waarin ieder een rol op zich neemt en er ook bepaalde regels worden opgesteld die gevolgd moeten worden.
Iedereen werkt samen om een gedeeld thema of script te creëren en daarom is het een complexer soort spel dat meer volwassenheid vereist. Daarom bevordert coöperatief spel het gevoel erbij te horen en helpt het (Engele link) bij het ontwikkelen van empathie.
De spelfasen zijn niet altijd opeenvolgend
Er wordt gesuggereerd dat deze 6 fasen van spel opeenvolgend voorkomen naarmate het kind groeit, maar dit is niet helemaal duidelijk. En er zijn andere factoren die tussenbeide lijken te komen. Bijvoorbeeld, hoe groter de mogelijkheden voor socialisatie, hoe waarschijnlijker het is dat coöperatieve in plaats van solitaire vormen van spel ontstaan.
Daarnaast kan de mate van vertrouwen tussen kinderen ook gunstig zijn voor het ontstaan van het ene of het andere type spel.
Het zou niet verontrustend moeten zijn om te zien dat oudere kinderen bij bepaalde gelegenheden betrokken raken bij niet-sociale spelletjes. In elk geval is het nuttig om te weten hoe de speelstijl varieert naargelang de evolutionaire fase van de kinderen.
Weten welke vaardigheden ze hebben en wat ze op elke leeftijd nodig hebben, kan ouders helpen om zich geen zorgen te maken over het ogenschijnlijke gebrek aan participatie van hun kleintjes met hun leeftijdsgenootjes.
Vergeet niet dat, zelfs als ze niet overmatig met elkaar omgaan, observatie en het delen van ruimte met andere kinderen ook de verwerving van belangrijke vaardigheden bevordert.
Alle aangehaalde bronnen zijn grondig gecontroleerd door ons team om hun kwaliteit, betrouwbaarheid, actualiteit en geldigheid te waarborgen. De bibliografie van dit artikel werd beschouwd als betrouwbaar en wetenschappelijk nauwkeurig.
- Brownell, C. A., Zerwas, S., & Balaram, G. (2002). Peers, cooperative play, and the development of empathy in children. Behavioral and Brain Sciences, 25(1), 28–29. https://doi.org/10.1017/S0140525X02300013
- Parten, M. B. (1932). Social participation among pre-school children. The Journal of Abnormal and Social Psychology, 27(3), 243–269. https://doi.org/10.1037/h0074524