Borstvoeding en baby's met het syndroom van Down
Sommigen beschouwen het syndroom van Down als een belemmering van borstvoeding. Het geven van borstvoeding aan baby’s met dit syndroom bieden echter tal van voordelen.
Downsyndroom is een genetische wijziging die het gevolg is van een extra chromosoom in het chromosoompaar nummer 21. Daarom wordt het syndroom van Down ook wel trisomie 21 genoemd. Chromosomen zijn het deel van ons DNA dat genetisch materiaal bevat. Downsyndroom is de belangrijkste oorzaak van een verstandelijke beperking en is de meest voorkomende genetische verandering bij mensen. Het beïnvloedt namelijk de ontwikkeling van hersenen en organen.
Deze aandoening omvat hart- en spijsverteringsveranderingen. De oorzaak van deze genetische verandering is nog onbekend. Er zijn echter bepaalde factoren die de kans op de geboorte van een kind met het syndroom van Down vergroten. Denk bijvoorbeeld aan:
- De hoge leeftijd van de moeder.
- Het hebben van een eerder kind met dit syndroom.
- Wanneer een van de ouders deze genetische translocatie bezit.
In het geval dat artsen deze chromosomopathie diagnosticeren, kunnen moeders ervoor kiezen om hun zwangerschap te onderbreken of om er mee verder te gaan. Ouders moeten ervoor zorgen dat ze goed geïnformeerd zijn, zodat ze hoe dan ook een geïnformeerde, vrijwillige en bewuste beslissing kunnen nemen. Bovendien moeten ze kunnen rekenen op de steun en het respect van gezondheidswerkers, wat ze ook beslissen.
In de Verenigde Staten is de levensverwachting (Engelse link) van personen met het syndroom van Down ongeveer 60 jaar. Deze leeftijd is toegenomen sinds 1983, toen het nog maar 25 jaar was, als gevolg van de onmenselijke institutionalisering van deze populatie.
Vroege detectie van het syndroom van Down
Tijdens het eerste trimester van een zwangere vrouw kan ze foetale screening (Engelse link) ondergaan om deze chromosomale afwijking op te sporen. Dit onderzoek geeft namelijk statistische informatie over de kans dat de baby wordt geboren met het syndroom van Down.
Het onderzoek geeft niet alleen de kans aan dat een baby het syndroom van Down heeft, maar ook de kans op het syndroom van Edward en Patau. Het risico berekent men door rekening te houden met de volgende factoren:
- De leeftijd van de moeder.
- Bepaalde markers verkregen uit echografie tijdens het eerste trimester.
- Biochemische niveaus in het bloed van de moeder tijdens de eerste analyse tijdens de zwangerschap.
De biochemische niveaus waar naar gekeken wordt in dit onderzoek, moeten worden verkregen tijdens specifieke weken van de zwangerschap, normaal gesproken rond week 9 of 10. Dan wordt de vrije fractie van het zwangerschapshormoon (B-hCG) en de waarden van het placenta-eiwit geassocieerd met zwangerschap (PAPP-A).
De echo moet plaatsvinden tussen 11 weken en 2 dagen en 13 weken en 6 dagen. De marker die de echoscopiste meet om het risico te evalueren, is nekplooivorming. Ongeboren baby’s met het syndroom van Down hebben namelijk een grotere hoeveelheid vocht in deze ruimte.
Aanvullende onderzoeken voor de detectie van het syndroom van Down
Als specialisten het risico hoog vinden, kan de moeder afhankelijk van het risico en de beschikbare diensten kiezen voor niet-invasieve prenatale tests of een vruchtwaterpunctie.
Niet-invasief prenataal onderzoek bestaat uit een genetische test die de analyse van chromosomale afwijkingen bij de foetus mogelijk maakt. Het omvat het bestuderen van een monster van het bloed van de moeder, kijkend naar het DNA van de foetus. Sommige verzekeringsmaatschappijen vergoeden de kosten van deze test in het geval van een risicovolle zwangerschap.
Vruchtwaterpunctie bestaat uit het verkrijgen van een monster van vruchtwater om te zoeken naar abnormale foetale chromosomen. Artsen voeren een buikpunctie uit om het monster te verkrijgen. Daarom is het een invasieve test die een risico op een miskraam met zich meebrengt.
Borstvoeding geven aan baby’s met het Downsyndroom
Pasgeboren baby’s met het syndroom van Down hebben drie kenmerken die het geven van borstvoeding moeilijker kunnen maken. Deze kenmerken zijn:
- Glossoptosis: neerwaartse verplaatsing of terugtrekking van de tong.
- Macroglossie: abnormale vergroting van de tong in verhouding tot andere structuren in de mond.
- Hypotonie: lage spierspanning, vaak gepaard met verminderde spierkracht.
De praktijk van borstvoeding helpt de tongcoördinatie en -beheersing bij baby’s met het syndroom van Down te verbeteren. Dit resulteert in minder spraakproblemen en versterking van de orofaciale spieren en de kaak. Bovendien zorgt het voor extra stimulatie.
Daarom is er geen reden om het syndroom van Down als een belemmering te beschouwen als het gaat om het geven van borstvoeding aan je kleintje. Integendeel, borstvoeding biedt een aantal voordelen waarvan je moet profiteren.
Alle aangehaalde bronnen zijn grondig gecontroleerd door ons team om hun kwaliteit, betrouwbaarheid, actualiteit en geldigheid te waarborgen. De bibliografie van dit artikel werd beschouwd als betrouwbaar en wetenschappelijk nauwkeurig.
- Alldred S TYGBPMDJNJAZ. Pruebas de detección para el síndrome de Down en los primeros tres meses del embarazo. Cochrane. 2015.
- Alba Lactancia Materna. www.albalactanciamaterna.org. [Online].; 2018 [cited 2019 03 07. Available from: http://albalactanciamaterna.org/lactancia/tema-5-situaciones-especiales/lactancia-materna-y-sindrome-de-down/.